Het lijkt een klein en eenvoudig, bijna kinderlijk instrument. Met vier snaren, een kleine platte klankkast en door de industriële revolutie waarlijk gedegradeerd tot, vaak een slechts van plastic vervaardigd troostprijsje, hangend aan de achterwand van een schiettent op de kermis. Wat de meeste mensen niet beseffen is de erfenis, uit een roemrijk traditioneel verleden, die dit instrument met zich meedraagt.

Daar denkt niemand aan die – want naast legosteentjes zijn kermisprijsjes de meest verwondende attributen als men zich slaperig, op blote voeten, door de ravage van een kinderkamer manoeuvreert – in een kwade bui een platgetrapt exemplaar in de vuilnisbak gooit. Er gaat een wereld van muzikale vernieuwing schuil achter dit minigitaartje dat gemakshalve tot ukelele werd omgedoopt, althans buiten de Portugeessprekende landen.

5 verschillende ukeleles
Ukulele, braguinha, cavaquinho, Braziliaanse en Kaapverdiaanse cavaquinho
Foto Julio Pereira, Museu Cavaquinho, Wikimedia

Honolulu

Natuurlijk zijn de vroege beelden die wij hebben bij het woord ukelele die van palmbomen, witte stranden en mooie vrouwen in een rieten rokje, kortom, de toeristische verbeelding van Hawaï. De eerste beelden die mij te binnen schieten zijn de optredens van Brigitte Kaandorp waarbij ze zichzelf begeleidt op de ukelele. De geschiedenis van dit instrument is alom bekend en de verhalen zijn in diverse boeken opgetekend.

De voorvader van de ukelele was de cavaquinho of braguinha. Het kleine schel klinkende snaarinstrument werd op Hawaï geïntroduceerd door de van Madeira afkomstige João Fernandes, die als “emigrant” aan boord van het Britse zeilschip ‘Ravenscrag’ in augustus 1879 het eiland Honolulu bereikte. Toen de passagiers van het schip werden geëscorteerd naar het quarantainestation – ook toen reeds een bekende procedure – in de haven, was er niets zeker over hun toekomst.

Hoewel gerekruteerd als contractarbeiders voor de bloeiende suikerplantages van de eilanden, was meer dan de helft van de nieuwkomers afkomstig uit de stad Funchal, de hoofdstad van Madeira. Deze levenslange stadsbewoners waren totaal onvoorbereid op het leven op de plantages; zodra hun contracten waren afgelopen trokken ze dan ook naar de stad. Enkelen onder hen waren oorspronkelijk marceneiros (meubelmakers); die weken uit naar het stadsleven in Honolulu en een paar jaar later waren daar diverse kleine winkeltjes, waar naast allerlei meubeltjes en gebruiksvoorwerpen ook snaarinstrumenten werden gemaakt en verkocht.

Toen de Hawaïanen João Fernandes het kleine instrument hoorden bespelen, raakten ze betoverd en noemden ze het onmiddellijk ukelele, wat “hoppende vlo” betekent, vanwege de eigenaardige manier waarop het instrument wordt bespeeld.

Evolutie

Slechts een aantal jaren later beschreef een Amerikaanse bezoeker hoe inheemse Hawaïanen de ukelele bespeelden, die gemakshalve “het nationale instrument van Hawaï” werd genoemd, terwijl de jaarlijkse productie toch laag moet zijn geweest aangezien de fabricage van ukeleles geen fulltime baan was. Het zou tot 1917 duren voordat de Southern California Music Co. uit Los Angeles de eerste distributeur van ukuleles werd die in Chinatown, de ergste sloppenwijk van de stad Honolulu, werden gefabriceerd.

De Hawaïaanse ukulele, het migrantenkleinkind van de Portugese cavaquinho, is tegenwoordig de hoofdrolspeler van een krachtige muzikale beweging over de hele wereld; maar vooral in Portugal wordt het oorspronkelijke instrument in ere gehouden, ook al is het ook hier niet aan een culturele evolutie ontsnapt. Sinds 2005 wordt de cavaquinho op veel scholen onderwezen als onderdeel van het vak muziekeducatie om leerlingen, die al gauw genoeg hebben van de oubollige blokfluit, te motiveren.

Wereldrecord

Om de cavaquinho te promoten wordt er jaarlijks een poging ondernomen om in het Guinness Book of Records te geraken. Het grootste cavaquinho-ensemble tot nu toe telde 948 deelnemers, bijeengebracht door Colégio da Imaculada Conceição in Coimbra, op 10 juni 2017.  Het gezongen lied was “Saia Velhinha”. Het ensemble werd gevormd door studenten en oud-studenten en andere liefhebbers van de cavaquinho, die in groten getale op het evenement afkwamen.

Ondergetekende was er helaas niet bij, gewoon omdat Cernache een andere plaats bleek te zijn dan Cernache de Bom Jardim, alwaar het plein op die dag enkel door een zonnige stilte werd bevolkt. Ondanks onze interesse schitterden we ook door afwezigheid bij eerdere pogingen, zoals in 2016 toen 803 deelnemers er ook al in slaagden een wereldrecord te vestigen; men hoort vaak pas achteraf van dit soort evenementen.

Het afgelopen jaar was er, om al te duidelijke redenen, geen poging om tot boven de duizend snaartokkelende deelnemers te komen en het blijft ongewis of er een poging komt in 2021. De toekomst is wat dat betreft zo onzeker als de richting van een melkbusdeksel op oudejaarsavond.

Ukelelespeler
Foto Alno, Wikimedia

Populariteit

Hoe populair de cavaquinho in bepaalde streken van Portugal is, blijkt uit het aantal bezoekers van de rondreizende expositie 70 cavaquinhos, 70 kunstenaars tijdens de openingsdagen. Duizenden bezoekers keken naar de interpretaties van verschillende bouwers en kunstenaars in het Jerónimos-klooster. Later zou de tentoonstelling ook worden opgebouwd in Braga, Funchal, Guimarães, Horta, Porto, S. Roque do Pico, Viana do Castelo en Vila Franca do Campo.

Men zou een vooroordeel kunnen hebben over een expositie met slechts 70 op een rij uitgestalde instrumentjes. Kneuterig zouden we het waarschijnlijk in Nederland noemen, niet hip en niet van deze tijd, waarbij de uitdrukking “hip” natuurlijk ook slechts de uitdrukking is van een generatie die de snelheid van de huidige wereld maar met moeite kan bijbenen.

Hier in Portugal lijken tradities dieper geworteld en beter bewapend tegen de drang naar het vermultimedianiseren van geschiedenis vertellende en kunst voorstellende exposities, om er voor de ongeduldige, snel afgeleide bezoekers een “experience” van te maken.

Tijdens de tentoonstelling werd er een boek gelanceerd, getiteld 70 Cavaquinhos 70 Artists; het werd samengesteld door de Associação Cultural & Museu Cavaquinho, opgericht door Júlio Pereira, de mentor van dit initiatief. De tentoonstelling werd aangevuld met het werk van fotograaf José Manuel Costa Alves, die alle instrumenten en hun makers bijeenbracht op 160 pagina’s.

Verschillende soorten

Er zijn twee “officiële” soorten cavaquinhos op het vasteland van Portugal, het type Minho en het type Lissabon. De cavaquinho is een van de favoriete en meest populaire instrumenten van de Minho-festivals vanwege hun eigen speelse, feestelijke muzikale genre-karakter. Niet iedere cavaquinho is zo maar gelijk aan een andere: de afmetingen van het instrument en de snaarlengte verschillen dan wel weinig, maar de diepte, vorm en gebruikte houtsoorten zijn sterk afhankelijk van de regionale en persoonlijke voorkeuren van de bouwers.

Niet verwonderlijk, gezien de ontdekkingsdrang van de Portugezen, dat het kleine snaarinstrument uiteindelijk ook andere plaatsen, zoals Madeira, Azoren, Kaapverdië en Brazilië bereikte. Door de invloed van beschikbare houtsoorten en plaatselijke voorkeuren zijn er tegenwoordig allerlei instrumenten die de cavaquinho als oorsprong hebben, zoals die van Kaapverdië, met een groter formaat dan dat van zijn Portugese tegenhanger; de verschillen vloeien voort uit lokale traditionele vormen van musiceren.

Ukelele in detail
Foto Lardyfatboy, Wikimedia Commons

Oorsprong

De oorsprong van de cavaquinho is natuurlijk moeilijk vast te stellen. In de oorspronkelijke muziekstijl van Minho zijn Griekse (of Ligurische) invloeden waar te nemen en lijkt er een relatie te zijn met de viersnarige Helleense instrumenten. Vanuit Spanje komt een instrument van de gitaarfamilie dat vergelijkbaar is met de cavaquinho – de requinto, ook met vier snaren en een platte hals. (Voor de gitaarspelers/kenners onder u: anders dan bij een gitaar waar het fretbord hoger ligt dan de klankkast, ligt dat bij een cavaquinho gelijk, zodat de snaren veel dichter bij het “toonbord” komen.)

Uiteindelijk zouden we de cavaquinho, via de Spaanse guitarra, guitarrón of guitarrico, of de Italiaanse chitarrino, terug kunnen voeren tot een van de middeleeuwse voorvaderen: de citole. Het zou een boekwerk van vele honderden pagina’s vergen om de thesis te verdedigen dat alle snaarinstrumenten te herleiden zijn tot een enkele uitvinding zo’n duizend jaar geleden. Dat is bovendien van generlei belang bij het genieten van de vrolijke tonen die de cavaquinho produceert, mits bespeeld door een getalenteerde muzikant.

Dikwijls wordt het kleine instrument gebruikt voor vreugdevolle liedjes met een levendige en springerige toon, die tot dansen uitnodigt. Waar de “fadogitaar” min of meer staat voor melancholie, blinkt de cavaquinho uit in vrolijke bijdragen aan de traditionele Portugese muziek.

Traditie

Tegenwoordig worden er weer cavaquinhos gebouwd die meer lijken op de instrumenten van vóór de ontdekkingsreizen. De nieuwe strenge importreglementen ten aanzien van beschermd “tropisch” hardhout maken het schier onmogelijk om de, door de jaren heen tot norm geëvolueerde, exotische houtsoorten te gebruiken. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor snaarinstrumenten, maar ook voor meubels en andere voorwerpen. Deze nieuwe situatie maakt misschien de weg vrij voor de commerciële aanplant van meer loofbomen, bijvoorbeeld in Portugal, alhoewel er zelfs instrumentbouwers zijn die experimenteren met eucalyptus. Noodgedwongen wordt er teruggegrepen naar lokale houtsoorten.

Traditioneel is de cavaquinho een instrumentje voor en door “het volk”; de exclusiviteit (qua materialen en natuurlijk het aanhangende prijskaartje) die in de laatste decennia de boventoon voerde, stond mijlenver af van het oorspronkelijke muzikale “gebruiksvoorwerp” dat voor iedereen toegankelijk was. Desalniettemin, er worden in het noorden van Portugal “fabrieksmatig” zeer prijsvriendelijke instrumenten vervaardigd voor de beginnende virtuoos. En er zijn gelukkig nog ambachtelijke bouwers die voor de kritische cavaquinho-speler hoogwaardige exemplaren bouwen.  

Goed idee

Het lijkt een vast gegeven dat wij als immigranten op z’n minst één fado-avond moet hebben bijgewoond om de sfeer en de traditionele muziek van dit mooie land op ons te laten inwerken. Persoonlijk kan ik er (als traditionele bluesliefhebber) geen genoeg van krijgen. Ik raad iedereen aan om ooit eens een “Minho-” of cavaquinho-festival te bezoeken. Bereidt u voor op vrolijkheid, dansen en het nuttigen van de nodige glazen (de inhoud hangt van uw levensstijl af).

Misschien is het zelfs een goed idee om zelf zo’n viersnarig tokkelkastje aan te schaffen, een paar akkoorden te leren spelen en bij de eerstvolgende recordpoging (het gespeelde lied is altijd heel simpel) een bijdrage te leveren aan de promotie van de cavaquinho.

5 Replies to “De Cavaquinho, een volhardende traditie”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *