Een inspiratiebron voor dichters en schrijvers is de Tejo, de Taag, al sinds mensenheugenis. De rivier die in Spanje ontspringt en zich in Portugal een weg baant dwars door diepe kloven en valleien. In Nederland was het Slauerhoff, die over de Dag, de Thago, de Thag – zoals hij in de loop der eeuwen door respectievelijk de Feniciërs, Romeinen en Moren werd genoemd – dit gedichtje schreef:

Ik voel me van binnen bederven,
Nu weet ik waaraan ik zal sterven:
Aan de oevers van de Taag,
Aan de gele afhellende oevers.
Er is niets schooners en droevers,
En ’t bestaan verheven en traag.

Het mooiste zicht op de Taag heb je vanuit de boemeltrein van Entroncamento naar Castelo Branco, verzekert mijn vriend Rui mij. Ik geloof hem want hij heeft oog voor de natuur in al haar impliciete en expliciete schoonheid. Hij dringt aan: ‘Die reis moet je een keer maken, al is het maar dat ik je kan vertellen over de plekjes waar we langskomen.’

Dus staan we op een mistige ochtend op het station van Entroncamento, een knooppunt van spoorlijnen, waar aan het eind van de negentiende eeuw de eerste baan van noord naar oost werd aangelegd. We hopen op een zonnige dag, want de Taag zal zich dan zoveel mooier aan ons kunnen tonen. Voorlopig staan we nog te bibberen op het perron, waar de boemel op zich laat wachten. Wanneer hij na een half uur vertraging binnen tuft, nemen we plaats in een coupé waar een familie: moeder, dochter en twee kinderen al is neergestreken. Traag glijdend over de stalen staven verlaten wij na het vertreksein het station. Om uitzicht te hebben op de veelbezongen Taag moeten we op het gangpad staan, helaas. Maar het is de moeite waard wanneer de vruchtbare oevers verschijnen, bebouwd met graan. Innig tevreden kijk ik naar het in een waas gehulde landschap dat slechts één gedachte ademt, die van rust.

Foto Vitor Oliveira

En dan ineens is er de zon, veel eerder dan verwacht, die tegen de glanzende oppervlakte van het water kaatst en een kleine granietheuvel in de verte zichtbaar maakt met daarop een kasteel. Het kasteel van Almoural, vertelt Rui, dat in 1171 door Gualdim Pais werd herbouwd en uitgebreid. ‘Het is een romantische plek en de versterking van het rotsgedeelte is nog van voor de Romeinen. Wanneer je het bij zonsondergang of in een heldere maannacht ziet, zal je begrijpen waarom het voor het ontstaan van zoveel legendes heeft gezorgd.’

‘Wat voor legendes?’ vraag ik nieuwsgierig.

‘Over betoverde Moorse prinsessen, verborgen schatten, gevluchte middeleeuwse edelvrouwen die er bescherming zochten bij de reus Almoural.’ Nu zijn we er vlakbij en ik kijk naar de imponerende ligging en het uiterlijk van het kasteel met zijn dubbele ringburcht met tien ronde torens, een vierkant donjon en ruïnes die overwoekerd zijn door klimop en struikgewas. Rui raadt me aan er een bezoekje aan te brengen, met het bootje dat vanuit Tancos vertrekt.

‘Iets verderop’, gaat hij door met zijn verhaal, ‘dichtbij Constância, is de vallei door water uitgesleten. Daar voegt de rivier de Zêzere zich bij de hoofdstroom, maar dat kun je vanuit de trein niet zien. Vroeger, zo’n honderdvijftig jaar geleden, heette Constância Punhete, een naam die verwijst naar de Romeinse nederzetting Pugna Tagi. Onze grote dichter Camões heeft er halverwege de zestiende eeuw een tijdje in ballingschap gezeten. Dat was na de publicatie van een gedicht, waarin hij zijn belangstelling voor Catarina de Ataíde, een hofdame van koning Sebastião I, te uitbundig etaleerde. Hij kreeg hiervoor, later, een standbeeld en een park dat naar hem werd vernoemd.’

Bij de Praia do Ribatejo leidt het spoor over de brug ons naar de andere zijde van de Taag, dus gaan we terug naar onze plaatsen. Even kijk ik naar mijn reisgenoten, maar de korte kennismaking wordt niet voortgezet. De vrouwen meten breed de familievetes uit, de kinderen hebben zich verstopt achter een of ander blaadje. Ik luister naar de regelmatige gang van de trein, het doffe dreunen van de wielen, die even later tot stilstand komen in Santa Margarida, waar grof zand gewonnen wordt. Daarna volgt Almarêm, dan komt Abrantes, waar onze medereizigers zwaaien naar een oude man op het perron en schielijk de coupé verlaten. Weer steekt de trein de rivier over waardoor we ons opnieuw naar het gangpad haasten, waar de ramen nu wijd openstaan en wij nog net de ruïne kunnen zien van een veertiende-eeuwse burcht, die hoog op een rots boven de oever ligt.

Dromerig verbeeld ik me het zachte geklok te horen van het water, het geritsel van de bladeren, het gekrijs van eksters. Maar de stem van Rui brengt me terug naar de werkelijkheid. Die vertelt dat de brug waarover we zojuist reden in 1863 werd gebouwd, waardoor de rivierhaven van Abrantes zijn betekenis verloor als los- en laadplek voor goederen en als vissersplaats, maar ook door de verzanding van de oever. Hierdoor zijn er nu rivierstrandjes die veel toeristen trekken.

Voorbij Abrantes stroomt de Taag traag door een laagvlakte vol olijfbomen, populieren, klaprozen … Ongemerkt kijk ik met nooit vermoede ogen naar een door de eeuwen heen onveranderlijk, levend decor dat door mijn raampje een steeds andere vorm aanneemt. Maar zodra mijn blik het ontvangt, wordt het gedwongen het weer los te laten.

Vanaf het station Alvega-Ortiga verandert het karakter van de Taag. De vredige waterweg versnelt zijn loop, die beklemd zit tussen de weelderig begroeide rotsen. De rotsachtige eilandjes waarmee de bedding is bezaaid, lijken vanuit de hoogte te spelevaren. We naderen de stuwdam van Belver en zien een paar oude bootjes, die volgens Rui abrangel of catrafuço heten en nu worden gebruikt voor de vangst van langoustines, die in dit gebied overvloedig aanwezig zijn. 

Reikhalzend door het raampje kijken we naar het kasteel Belver, belo ver, dat prachtig om te zien betekent en vlak aan de oever ligt. De woorden van Rui verwaaien bijna in de wind, maar ik vang er genoeg van op om ze kort weer te kunnen geven: Het kasteel werd in opdracht van Sancho I in 1194 gebouwd en geschonken aan de orde van de Johannieters. Twee eeuwen later volgde een restauratie en die werd in de tweede helft van de negentiende eeuw herhaald.

Foto Nuno Morão

In onze coupé hebben nieuwe reizigers een plek gevonden. Ze knikken ons vriendelijk toe, en maken kort een praatje. Die kennismaking met mensen die je nooit hebt gezien en die je waarschijnlijk nooit meer zult zien, is wonderlijk. Wanneer je binnenkomt, ontmoet je vaak al iemand; anderen komen wanneer je er al bent; sommigen vertrekken terwijl jij blijft en ten slotte is het ook jouw beurt de trein te verlaten. Het lijkt een nabootsing van het menselijk bestaan, waarin geboren worden en sterven is als het komen en gaan van de reizigers, die onophoudelijk in generaties worden hernieuwd.

We rusten uit in de coupé totdat er een stuwmeer in zicht komt. Snel nemen wij onze plek weer in bij het open raam. Opvallend is het hoge schuim dat aan de ene kant van het meer zichtbaar is terwijl de andere kant een rimpelloze watervlakte laat zien met een zee van vissersbootjes. We zitten op de hoogte van Barca de Amieira.

Als we even later bij Fratel komen, zegt Rui opgetogen: ‘Hier in deze smalle doorvaart, bevindt zich een van de belangrijkste complexen van rotskunst in Portugal. Gravures uit de prehistorie zijn hier vijfentwintig jaar geleden gevonden. Er zitten hier duizenden verscholen. De weinige gravures op het droge, bij de bruggen van de stuwdam, zijn ze aan het onderzoeken. Wist je trouwens dat alle kunst uit de Taag afkomstig is uit de periode tussen het Stenen en IJzeren tijdperk?

Vanaf Ródão verlaat de trein zijn loop langs de rivier. We gaan terug naar de coupé waar weer nieuwe reizigers hebben plaatsgenomen. Ongemerkt luister ik met nooit vermoeide oren. Ik hoor de man praten tegen zijn vrouw, de jongen tegen zijn vriendin, de bejaarde in zichzelf. Zodra ik de ontvanger ben van wat hen beroert, moet ik ze weer loslaten. Ze stappen uit en het levend decor ondergaat een ingrijpende verandering. Dan bewegen we ons voort langs de stalen parallellen, lang en glad als de eeuwigheid.

Na twee uur komen we in Castelo Branco aan. Ons hoofd vol beelden, gedachten en emoties. Naar een vertaling ervan gaan wij niet op zoek omdat we weten dat er geen gelijkluidende versie voorhanden is.

8 Replies to “Een levend decor”

  1. Wat een mooi verhaal, tijdens het lezen wil ik gelijk op google maps kijken waar je reis heen gaat. Zeker de moeite waard om zelf ook een keer die treinreis te maken.

  2. Wij hebben de route met de trein gereden vanaf Vila Velha de Ródão naar Lissabon en dat moest helaas zonder deskundige gids. Maar wat een uitzicht op de Taag, eerst vrij wild en regelmatig een kasteel tot een rustige stroom tussen bouwland. Toch nog een keer proberen met de auto, omdat we dan meer tijd hebben om te stoppen en rond te kijken.

  3. Erg mooi verhaal, dit is een treinreis die al een tijdje op m’n verlanglijstje staat, wat fijn om er op deze manier al iets van te ervaren.

  4. Ja treinreizen zijn meestal ontspannender dan autoreizen… Op NL tv was er een programma met de mooiste treinreizen in de wereld waar we altijd naar keken… interessant!!

  5. O Tejo é mais belo que o rio da minha
    aldeia
    Mas o Tejo não é mais belo que o rio da minha aldeia
    Porque o Tejo não é o rio da minha aldeia … enz
    Alberto Caeiro (Fernando Pessoa)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *