Het huis staat aan een korte, nauwe, een beetje hellende straat hoog tegen een heuvel net ten noorden van waar de Zêzere in de Rio Tejo stroomt. Aan de straatkant ziet het eruit als een welverzorgd herenhuis van laat in de 18de eeuw, een waar palácio. Als ik aan de zijkant de steile trappen afdaal naar de lager gelegen straatjes zie ik hoe het huis tal van verdiepingen heeft en op verschillende niveaus door veelsoortig groen van tuintjes en terrasjes wordt opgevrolijkt. Naar het zuiden kijkend is daar een strook van rode dakpannen van lager gelegen huizen en in de verte glinstert het water van de rivieren.

Zicht op de rivier en daken van huizen vanaf een terras.
De rivier vanaf een van de terrassen. Foto Ton Haak

Terug in het straatje, Largo Avelar Machado, lijkt het huis met de huisnummers 1 en 2 gesloten te zijn. Een notitie bij de voordeur zegt dat bezoek op afspraak mogelijk is: telefoon 249 736 775. Nog voordat ik het nummer kan intoetsen gaat de deur open en staat daar een man vriendelijk te wenken dat ik welkom ben. Hij wijst ook nog op het touw van een grote, ouderwetse koperen trekbel. Als je daaraan trekt en hij is thuis, kom je ook zonder afspraak binnen. Não há crise!

Naar beneden lopend straatje.
Foto Ton Haak

De Braziliaan

Dit huis in Constância in het hart van Portugal mag dan het privébezit zijn van zijn bewoner, José Ramoa Ferreira, het is ook de Casa Museu Vasco de Lima Couto. Deze Vasco woonde er de laatste vier jaar van zijn leven op de verdieping die direct aan het straatje grenst. Dat was van 1976 tot 1980, toen José Ramoa al de eigenaar van het huis was en zijn vriend Vasco, nog niet lang terug in Portugal na een verblijf in Angola, gastvrijheid bood.

José kwam zelf ook van verre. Hij werd dan wel in Braga geboren maar bracht een groot deel van zijn jongere jaren in Brazilië door om de dienstplicht in het Portugese leger te ontlopen. Daar raakte hij verzeild in kringen van kunstenaars en architecten terwijl hij voor zichzelf een succesrijke handel in waardevol antiek opbouwde. De belangrijkste landschapsarchitect van Brazilië, Roberto Burle Marx, was een van zijn dikke vrienden en die kwam later als hij in Europa werkte vaak in Constância op bezoek.

Dat huis werd de pleisterplaats van veel aanzienhebbende architecten, beeldend kunstenaars, schrijvers, dichters, toneelspelers, filmers en fadozangers. Daarvan getuigen duizenden geschriften, schilderijen, tekeningen en foto’s, plus allerlei memorabilia, grammofoonplaten en cd′s, video’s en films, die tezamen met prachtige antieke meubelen, uniek aardewerk en glaswerk, inclusief allerhande schenkingen van soms beroemde personen zoals Fidel Castro en Pablo Picasso, nu voor iedereen die aan de bel trekt toegankelijk zijn.

Zijn dierbare vriend Vasco de Lima Couto, schrijver, dichter, toneelspeler, regisseur, lyricus, was negentien toen hij zijn eerste dichtbundel, ‘Arrebol’, het licht deed zien. Veel later wijdde hij een gedicht aan José Ramoa en betuigde hem eer door hem de bijnaam “Zé Brasileiro” te bezorgen. En José verleent op zijn beurt tot op de dag van vandaag een wederdienst door Vasco’s naam levend en diens rijke werkend leven in ere te houden.

Hij kocht het huis in 1975 van de nazaten van José Campos, een niet onbelangrijke Portugese kunstschilder. Eerder al was het huis door mensen van faam bewoond geweest: Francisco de Oliveira Moncada, die ooit gouverneur van Angola was; de vooraanstaande fysicus, meteoroloog en sterrenkundige Jacinto Botelho de Sousa Falcão; en Manuel da Silva Passos, linksleunend politicus, in het midden van de 19de eeuw een van de leiders van de opstandige beweging ‘Sobristas’, later vooruitstrevend minister, die er als landeigenaar genoot van zijn pensioen als hij zich niet toch met de landspolitiek of de regiopolitiek van Santarém bemoeide.

Toegankelijk voor het publiek werd de casa museu in 1981, nadat de toenmalige Portugese president Ramalho Eanes er de deuren officieel had geopend.

Naambord van museum Vasco de Lima Couto.
Foto Ton Haak

Waar doolhof

Het huis is een doolhof van grote en kleine kamers, gangetjes en trappen waar geen centimeter niet bedekt wordt door zaken die allemaal een blik, zo niet een onderzoek waard zijn. De geschriften, kunstwerken en objecten komen vanuit de hele wereld en getuigen niet enkel van het interessante, bereisde leven van Vasco de Lima Couto maar ook van dat van José Ramoa zelf, die o.a. dik bevriend was met de Braziliaanse actrices Irene Isidro en Laura Alves. De schenkingen, door honderden kunstenaars gedaan, vertellen bovendien van hún rijke werk en leven.

José wandelt met de bezoeker mee, is niet opdringerig, is trots genoeg op al die verzamelde kunst en geschiedenis om mij nu en dan zachtjes in de richting van iets interessants te sturen dat beslist niet gemist mag worden. De boekenkasten staan overal boordevol te zijn. Bakken met tijdschriften en krantenknipsels vullen hele tafelbladen. Muziekuitgaven kunnen geraadpleegd worden – Vasco de Lima Couto schreef voor Amália Rodrigues en zijn teksten werden (en worden) gezongen door tal van andere fadistas. Hij schreef zelfs de Portugese bijdrage aan een vroeg Eurovisie Songfestival.

Er zijn mappen vol meest handgeschreven briefwisselingen tussen schrijvers, dichters en kunstenaars, er zijn snelgetekende spotprenten van wie dan ook in kunstkringen, er hangen fascinerend mooie tekeningen en schilderijen aan alle wanden en er zijn foto’s, foto’s en nog eens foto’s van tout le monde in de wereld van kunst en cultuur van tussen de jaren ’40 en ’80. Er is zoveel te zien en te absorberen, ik heb tien bezoeken nodig om een beetje het gevoel te krijgen van wat er allemaal in de kringen rond Vasco de Lima Couto omging.

Alexandre Manuel Vahia de Castro O’Neill de Bulhões, oftewel  Alexandre O’Neill, de Iers-Portugese schrijver, dichter en activist, droeg materiaal aan in de jaren dat ook hij in het huis woonde; later verbleef hij elders in Constância en droeg zo bij aan de groeiende bekendheid van dit “dorp aan de rivier” waar ook Luís de Camões ooit woonde, waar een park naar deze beroemdste aller Portugese dichters vernoemd werd in dit dorp dat als officiële bijnaam “Vila Poema” kreeg. Dit dorp met nog geen duizend inwoners heeft ook nog eens een Camõesiaans studiecentrum met voorzieningen voor literaire ontmoetingen en congressen en voor poets in residence.

Een rek met pannen in de keuken.
De keuken van het woonhuis, nu museum. Foto Ton Haak

Woordkunstenaar

De slaapkamers, de badkamers, de keuken, de verschillende woonverblijven, studieruimten en bibliotheken, ze staan allemaal open voor de bezoeker. Je kunt er schilderijen van Picasso en Albino Moura, Helena Justino, António Araújo, Mário Carvalho en Martins Correia zien en de gedichten van Manuel Mengo lezen, of in een ongepubliceerd manuscript van Sebastião da Gama neuzen. Je kunt laden opentrekken en daarin ontdekkingen doen, van foto’s van kunstenaars en hoogwaardigheidsbekleders die er op bezoek kwamen, zoals Rui de Brito, Maria Lucilia Moita, Mário Soares, Vitor de Sousa, Susana Prado en Armando Vara; of zelfs hele fotoboeken vinden, zoals beschikbaar gesteld door de familie van de filmmaker Manoel de Oliveira.

Bergen van prachtige souvenirs werden er door bezoekers achtergelaten. De kleedkamer van Vasco de Lima Couto, deze uitgesproken kritische toneelspeler, werd er nagebouwd want behalve geschrevenwoordkunstenaar was Vasco een performer van het geschreven woord.

“Ik ben een dichter, een dichter en nog eens een dichter,” schreef Vasco,“ en ik ben een acteur, zij het niet comfortabel in de rol van acteur. Als ik toneelspeel, geef ik enkel een lening. Als ik schrijf, geef ik mijn alles, voor altijd.” Hij leefde tussen twee werelden, die van de eenzame schrijftafel en die van het schouwtoneel. Hij bezag het toneel als een plek waar, “teveel ‘handige’ mensen theater maken zonder talent en enkel pretenderen intelligentie te hebben.” Die hebben de pest aan professionele acteurs omdat die geld kosten en eisen stellen, terwijl er naïeve amateurs te kust en te keur zijn te vinden. “Acteren is zoveel meer dan een rol spelen. Het vereist een intellectuele nieuwsgierigheid, het verkennen van sociale omstandigheden in de in het toneelstuk gegeven tijd, en het verdommen om compromissen te sluiten.” Hij gaf nooit passende antwoorden: “Ik ben gelukkig onaangepast.” Wat hij dacht van soapopera’s laat zich raden.

Onvergetelijk acteur

Vasco de Lima Couto werd in Porto geboren, in 1924. Hij stond in 1947 voor het eerst op de planken en reisde daarna bijna onafgebroken door het land om zijn gedichten voor te lezen en zijn theaterrollen te spelen. Deel uitmakend van de troupe van Amélia Rei Colaço en Robles Moneiro  had hij o.a. Gina Sanos, Helena Féliz, Álvaro Benamor en Maria Albergaria als tegenspelers. Hij vertolkte rollen geschreven door Lope de Vega net zo goed als door Shakespeare en hij deed het op een manier “die niet licht vergeten zou worden.”

Later was hij verbonden aan het Experimenteel Theater in Porto en volgden er rollen in ‘Dood van een handelsreiziger’ van Arthur Miller; Ibsens ‘Hedda Gabler’; Steinbecks ‘Of mice and men’ en ‘Oom Wanja’ van Tsjechov. In Shakespeares ‘De koopman van Venetië’ geregisseerd door Lancelote Gobbo was hij “onvergetelijk,” zo schreven de critici.

Weer later kwam hij terug in Lissabon om o.a. bij het Teatro da Câmara te werken (maar dat was “een teleurstelling, vervelingwekkend, wars van elke realiteit,” oordeelde hij hard), en bij Trinity Theater en TEL, Lissabons experimenteel theater (“en dat was heerlijk maar desastreus, want alles ging failliet en dat dwong mij om voor de televisie te gaan werken”).

Vasco woonde en werkte een tijdlang in Angola. Hij werd daar omroeper bij de nationale radio en verzorgde er literaire rubrieken. Een van zijn programma’s was aan de Portugese dichtkunst gewijd, ‘Cantar de Amigo’, maar zijn kritische benaderingen werden niet altijd op prijs gesteld; het leidde ertoe dat hij op een gegeven moment door collegadichters werd doodgezwegen. Terug in Lissabon vond hij TEL van de kaart geveegd. Hij belandde een tijdje in Parijs, kwam weer terug in Lissabon om zich te verbinden aan de Maria Matos Company en begaf zich met overgave in het nachtleven van de stad.

Hij raakte gedesillusioneerd door wat er in de theaterwereld aan de gang was en gaf al zijn aandacht vooral aan de fado. Meer en meer teksten droeg hij aan fadistas aan, zowel in Lissabon (in Fado Panel) als in Porto (in Taberna S. João). Daar schreef hij, daar las hij voor en daar luisterde hij naar zijn eigen dichtkunst zoals gezongen door, onder veel anderen, Amália Rodrigues, Carlos do Carmo, Lenita Gentil, Beatriz de Conceição en Simone de Oliveira.

Tegeltableau in de hal van het museum, met voorstelling van een zeilschip met een Mariabeeld.
In de kleine hal van het museum. Foto Ton Haak

Fascinerende belevenis

In 1971 was er dan dat succesnummer voor het Eurovisie Songfestival, ‘Zé Brasileiro Português de Braga’, opgedragen dus aan José Ramoa, die nu alweer bijna veertig jaar van zijn waardering voor zijn vriend Vasco getuigt door diens verzamelde levenswerk, met o.a. meer dan duizend gedichten, te koesteren en voor het publiek toegankelijk te houden. Hij doet dat zoals gezegd op uiterst gastvrije, vriendelijke manier (voor zoiets als 4.000 bezoekers per jaar en dat is, lekker rustig, gemiddeld nog geen twaalf per dag). Als ik aan het eind van een lange reis door Vasco de Lima Coutos creatieve leven en dat van zijn vriendenkring ben gekomen, schenkt José gul een glas voortreffelijke port uit een mooie karaf uit om samen met zijn bezoek te klinken.

Ik ervoer enkel één probleem: aangezien José enkel gebrekkig Engels spreekt en mijn kennis van de Portugese taal bedroevend is, communiceerden wij vooral door met vingers te wijzen en veel blij te knikken en glimlachen. Voor wie wel de taal beheerst en behalve met José praten ook nog kan lezen wat er in allerlei brieven en manuscripten geschreven staat, moet een bezoek aan deze casa museu een nog fascinerender belevenis zijn dan het voor mij was. Hoe dan ook, ik verliet het huis in Constância heel dik tevreden.

Afbeelding van een rivier met boten.
Een van de vele afbeeldingen in het museum. Foto Ton Haak

Als toegift een van Vasco de Lima Coutos gedichten over zijn eigen land en volk (in mijn eigen eigenwijze, misschien gebrekkige vertaling, die vooral probeert zijn geest te vangen):

Wat is dat voor volk?
Dit volk dat z’n rivieren koopt?
Dat z’n land verkwanselt
Zonder enig besef te hebben wat de oorsprong is?

Wat voor volk is dat, dit volk
Dat ademt zonder bewogen te zijn?
Dat misschien klaagt vanwege kou
Maar nooit de zon ziet als ie zingt?

Wat voor volk is dit, dat
De dichter voedt
Met lege aanmoedigingen
Zodat hij uit het niets zichzelf moet uitvinden?

Wat voor volk is dat, dit volk
Dat dromen probeert te verwoesten?
… Het is het volk dat mij baarde
Terwijl ik nog vastgebonden zat, diep binnen in.

5 Replies to “Trek maar aan de bel”

  1. Fascinerend artikel! Daar gaan wij ook eens heen. Trouwens, door jouw citaten in een vorig artikel heb ik inmiddels A Small Death in Lisbon van Robert Wilson gelezen en er ontzettend van genoten. Dankjewel voor al jouw speurwerk!

  2. Dank je wel, voor deze uitgebreide informatie, ik ga zeker eens langs als ik in de buurt ben. Weet je waar ik het origineel kan vinden van dit gedicht? groeten, Conny

  3. Heel mooi verslag en heel inspirerend verteld. Zoveel info verkregen en dat terwijl je niet zo goed Portugees spreekt zoals je zelf zegt. Je bent te bescheiden denk ik. Ik heb er ooit ook voor de deur gestaan maar had geen geluk… er ging geen deur open. Constância is wel een heel aantrekkelijke gemeente. Daar waar de twee rivieren samenkomen, is het ook een mooie plek.
    Ik zou ook graag het originele gedicht lezen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *