Zout is een voor ons mensen onmisbaar mineraal. Het geeft smaak aan maaltijden, je kunt er vis, vlees en olijven mee conserveren, het wordt gebruikt bij kaasbereiding, bij leerlooien, maar ook als voedingssupplement voor vee en in de medicijnbereiding. Portugees zout was ideaal om Hollandse haring mee in te maken. Dat leidde tot een lange handelsrelatie tussen beide landen.

Zoutpannen gevuld met zeewater
Zoutpannen. Foto Pixelia, Pixabay

Zoutwinning

Overal in de wereld haalt de mens al eeuwenlang zout uit zee. Men laat zeewater in ondiepe bekkens stromen waarin het blijft staan tot de zon het water heeft verdampt. Een korst zout blijft achter. Portugal heeft een lange kust waar gedurende een deel van het jaar sterke en warme winden waaien en zomers waarin de temperatuur hoog en constant is. Daarom is Portugal een belangrijke zoutproducent. Portugees zout behoort tot het meest gewild in de wereld.

In landen waar het niet warm genoeg is om zeewater te verdampen, werd het door de mens opgewarmd. Dat deden de Romeinen in Zeeland. Ze verwarmden zeewater in aardenwerken kruiken en sloegen deze na afkoeling stuk, waarna een klomp zout achterbleef. Op sommige plekken zit zout in de grond. Dat zijn zoutkorsten van zeeën die allang verdampt zijn. Het wordt in zoutmijnen uitgegraven.

Zouthandel

De zoutmijnen en zouthandel waren in Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal meestal een monopolie van de vorsten. Het oudste Portugese document dat de productie van zout noemt, dateert uit 959. Het is het testament van gravin Mumadona waarin zij zoutpannen bij Aveiro schenkt aan het klooster van S. Salvador in Guimarães.

Tijdens de regeringsperiode van D. Afonso Henriques (1143-1185) was de hoeveelheid in Aveiro geproduceerd zout meer dan voldoende voor binnenlands gebruik en gaf de koning toestemming zout te exporteren. Dat leverde hem behoorlijk economisch voordeel op. In de veertiende eeuw stond D. João I de export van zout uit de Algarve en Lissabon toe. De landen die het meeste Portugese zout importeerden, waren Frankrijk, Holland, Denemarken, Noorwegen, Engeland en Zweden.

Hollandse zoutbehoefte

Aanvankelijk vond zoutwinning in Zeeland plaats. Dat werd niet alleen gedaan door zeewater te verwarmen, maar ook door zoute grond af te graven. Die afgravingen veroorzaakten overstromingen en werden daarom verboden. Daarna haalden de Nederlanders zout uit Frankrijk dat goedkoop was, maar nog moest worden geraffineerd. Dat gebeurde in zoutziederijen. In de zestiende eeuw ontdekte men dat het Spaanse en Portugese zout van een betere kwaliteit was.

Het zout van Setúbal (door Hollanders St. Ubes genoemd) was qua kristallen gelijkvormig, dik en perfect voor het zouten van haring en vlees. Ook importeerde Holland scheepsladingen vol gemalen zout, ’tipo holandês’.

Vanaf 1500 nam de haringvangst toe door gebruik van een nieuw type schip, de haringbuis. Dat schip was groter en er was voldoende ruimte om de vis aan boord te kaken, te zouten en in tonnen te leggen. De visserij werd daardoor een grote afnemer van het Portugese zout.

Uithangbord uit de 18e eeuw beschilderd met twee haringbuizen die op zee aan het vissen zijn.
Uithangbord, maker anoniem 1700-1799. Foto Wikimedia Commons

Vanwege de zouthandel vestigden Hollandse en Vlaamse handelaren zich in Lissabon of Porto. Door hun aanwezigheid – ze trouwden er soms ook – raakten namen van Nederlandse oorsprong in zwang, zoals Cornélio, Guilherme, Anselmo, Arnaldo, Rolando, Hermano, Gervásio, Geraldo, Maurício.

Hollandse handelaren in Lissabon

Twee van die Hollandse handelaren die zich in Lissabon vestigden, waren Hans Snel en Gaspar Cunertorf. Zij exporteerden zout naar Holland, Danzig en Koningsbergen. Zij importeerden tarwe, rogge, gist, meel, hout en veel andere zaken. Jan Jansen was hun reizende partner. Hij bevond zich dan weer in Amsterdam, dan weer in Danzig of Lübeck. Het contact werd onderhouden door middel van brieven die meestal met een schip meegegeven werden. Gemiddeld deed een brief er 44 dagen over van Lissabon naar Amsterdam.

Een aantal van hun brieven is bewaard gebleven. Ze zijn geschreven in de periode na het vertrek van D. Sebastião naar Alcacerquibir tot het begin van de regeringsperiode van Filips II. Zij getuigen van dagelijkse beslommeringen, zoals zorgen om de zoutprijs, de dood van de koning van Portugal, de oorlog met Spanje en de uitbraak van de pest. De brieven zijn bewaard gebleven als bewijsstukken in een juridisch proces. Jan Jansen bleek niet zo’n betrouwbare handelspartner. Ook kwam hij zijn belofte niet na om te trouwen met een nicht van de Portugese echtgenote van Cunertorf. Daarom spanden Snel en Cunertorf een proces tegen hem aan bij de rechtbank in Kampen.

De onderwerpen en het taalgebruik van de brieven staan ver van ons af. Ze zijn daarom niet makkelijk te lezen. Wat opvalt is dat de ‘expats’ van toen veel Portugese woorden gebruikten: almasyn (armazem), cabessa (cabeça), batalla (batalha). En zinnen als:

te wetene 60 cleyne sacken van een quintal yder sack poco maso menos (te weten 60 kleine zakken, elke zak min of meer 128 pond); Indien de placa van Antwerpen segura es en sonder eenighe sorghe dalgun trabaso y traicion (Als de streek van A. veilig is en zonder dat we ons zorgen hoeven maken om enig bedrog en verraad).

Wellicht waren zij door de handel met Portugal onderling niet anders gewend dan te spreken in een mengelmoes van twee talen, zoals de zakenlui van tegenwoordig hun taal doorspekken met Engelse woorden.

Schilderij van de Rua Nova dos Mercadores waar veel handelaren bijeen kwamen.
Rua Nova dos Mercadores. Dé plaats waar de handel plaatsvond in Lissabon. Schilderij van anonieme Vlaamse meester, datering 1570-1590. Foto Wikimedia Commons

Nieuws uit Lissabon

In een tijd dat er nog geen kranten waren, werd het nieuws over de wereld verspreid door handelaren. Vaak was dat ook politiek nieuws dat voor de handel belangrijk was. Toen koning Sebastião naar Noord-Afrika trok, legde hij beslag op alle aanwezige schepen in de Portugese havens om zijn troepen in te vervoeren, ook Hollandse en Duitse schepen. Daardoor ondervond de handel veel hinder.

Anderzijds bracht de dood van de koning de Hollandse handelaren op het idee extra hoeveelheden wol (serge) in te voeren waar mensen hun rouwkleding van konden maken.

Als de Spaanse koning Filips II met de hertog van Alva Portugal binnenvalt, lijden de handelaren schade door plunderingen rondom Lissabon, waar zij hun goederen in magazijnen hebben opgeslagen.

Aan het eind van de zestiende eeuw kwam aan de zouthandel een eind. Filips II verbood deze lucratieve handel tussen Portugal en Holland. De Hollanders moesten voortaan hun zout, kruiden en specerijen halen uit Afrika, Azië en de Caraïben.

Zoutwinning in Portugal vandaag de dag

Zo succesvol als de Portugese zouthandel was in de zestiende eeuw, zo veel minder gaat het nu. Er zijn nog steeds vijf clusters van zoutpannen langs de kust:

  • Aveiro
  • Figueira da Foz
  • Setúbal
  • Alcácer do Sal
  • Oost-Algarve (Olhão, Tavira, Castro Marim)

In vergelijking met vroeger is de productie van zout toegenomen doordat men meer machinaal werkt. Maar het aantal zoutpannen neemt af. Door de koel- en diepvriesindustrie is tegenwoordig minder zout nodig om voedsel te conserveren. De productie van bacalhau waarvoor men tonnen zeezout gebruikte, is eveneens afgenomen. Ook moet het Portugese zout opboksen tegen het Spaanse en Noord-Afrikaanse zout dat veel goedkoper op de markt komt. Daarom worden zoutpannen ingeruild voor meer renderende activiteiten. Zo zijn ze in de riviermonding van de Sado vervangen door rijstvelden.

De Portugese zoutwinning is in gevaar, maar het zou jammer zijn als zij verdween. De zoutwinning heeft dan misschien minder economische belang dan vroeger, maar zij is wel belangrijk voor het milieu, met name voor de vogelstand. De zoutpannen houden ecosystemen en vegetatie in stand waardoor veel vogelsoorten kunnen overleven.

Steltkluten zoeken hun voedsel graag in zoutpannen.
Steltkluten zoeken hun voedsel graag in zoutpannen. Foto Bishnu Sarangi, Pixabay

Bronnen:

  • Virgínia Rau: Estudos sobre a história do sal português. Lisboa 1984
  • Mr. J. Nanninga Uitterdijk: Een Kamper Handelshuis te Lissabon; 1572-1594; Handelscorrespondentie, rekeningen en bescheiden. Zwolle 1904

9 Replies to “Portugees zout – Hollandse handel”

  1. Maja, geweldig interessant artikel. Fiets of loop samen met mijn partner regelmatig door en langs de zoutpannen in Santa Luzia – Tavira. Dank hiervoor!

  2. Ha Maja
    Buitengewoon interessant artikel, dat weer eens een onuitgesproken, want vage vraag (van mij) beantwoordt. De vraag namelijk: ‘Wat zie ik hier eigenlijk?’

  3. Er bestaat ook een zoutmijn vlakbij Rio Maior = Salinas de Fonte da Bica, aan de voet van de Serra de Candeeiros. Ongeveer 2 km ten noorden Rio Maior aan de N1
    Volgens mij de enige die in het Portugese binnenland is.
    Het is ook daar te koop.

    1. Klopt. Het zout wordt daar opgeslagen in houten huisjes die afgesloten worden met grote houten sleutels. Jammer dat ik geen foto kan meesturen.
      Hans

  4. Interessant artikel: wij bezochten de vorige winter 2019/2020 Alcácer do Sal aan de oevers van de Sado, het was ooit een belangrijk centrum van winning en handel in zout. Nu is de productie van zout nog slechts een marginale bezigheid, maar het stadje zelf is absoluut een bezoekje waard, de ligging aan de Sado en met een oud centrum met steegjes en trappetjes die naar het kasteel leiden, nu een pousada.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *