Wij Hollanders kwamen de Portugezen al eens eerder tegen, lang voordat wij ons op hun zandstranden, in hun oceaangolven, tussen hun wijngaarden en aan hun zo betaalbare dis nestelden. Die eerste ontmoetingen, dat was toen de Portugezen al rijk waren en wij Hollanders nog niet eens aan het begin stonden van wat onze Gouden Eeuw zou worden. De Portugezen hadden dapperder en bekwamer dan wie ook op aard de halve, nee de hele wereld al verkend toen de Hollanders de overtocht van Den Helder naar Texel nog een hele onderneming vonden.

Scheurbuik

Ceuta in Marokko was door de Portugezen veroverd, al in 1415. Daarna volgden in hoog tempo, ik som het nog maar eens op want het was een prestatie die ook in de 21ste eeuw nog respect afdwingt: Madeira, de Azoren, Cabo Bojador, Cabo Verde, Alcácer, de Golf van Guinee, Ilha do Pico, Benin, Kaap de Goede Hoop, Madagascar, Ethiopië, Labrador, hele stukken van Brazilië, Newfoundland, alle kusten van India inclusief Bombay en Ceylon, Sumatra plus andere delen van de archipel die later “ons” Indië zou worden, de Fillipijnen, Cochim, Goa, Japan, de kust van Californië, Macau, plus wat ik vergeten ben te vertellen.

Portugese kraak in Nagasaki, schilderij uit de 17e eeuw.
Portugese kraak in Nagasaki, een stad die door de Portugezen in Japan is gesticht in 1570. Japans schilderij uit de 17e eeuw. Foto Wikimedia Commons

Denk eens in, zeilend in die krappe bootjes, veel kleiner dan wat nu de Rijn bevaart, tien, twintig of dertig keer kleiner dan het miljoenenjacht van de gemiddelde oligarch, zonder vries- of koelkast om het eten vers en het bier koel te houden, zonder handig GPS–systeem om te navigeren en geen SMS’jes met de familie thuis … een jaar lang geen nette bedden, geen frisse douches, niks anders dan scheurbuik.

De Portugezen waren de eerste Europese ontdekkings- en handelsreizigers die Zuidoost-Azië via een zeeroute bereikten. Toen zij er in 1501 hun eerste handelsposten vestigden, kende het gebied al een uitgebreid handelsnetwerk want er werd door handelaren uit verschillende Aziatische gebieden en culturen handel gedreven. “De Portugezen werden eenvoudigweg beschouwd als een nieuwe groep buitenlandse handelaren en in hun eerste contacten met de Aziaten gedroegen zij zich ook zo.

Er was dus in beginsel geen sprake van oorlogvoering of slavenhandel in de Portugese expansiedrift.” De Portugezen wilden wel graag het monopolie verkrijgen op de zeehandel van Zuidoost-Azië naar Europa in fijne specerijen als peper, kruidnagelen, kaneel, nootmuskaat, foelie en ook sandelhout. Tot dan waren het de Arabieren die de specerijen over land naar Venetië hadden vervoerd, waarvandaan ze verder werden verspreid over Europa.

De buit

De Portugezen wilden met hun handel over zee de Arabische handel over land wegconcurreren en zelf alle winst van de specerijhandel naar Europa opstrijken. Daartoe vestigden zij zich in 1510 uiteindelijk ook nog eens op het schiereiland Malakka en op de Molukken, die eilandengroep waar veel specerijen geproduceerd werden. Zij veroverden in de loop van de 16de eeuw inderdaad het monopolie op de handel en beheersten de Straat van Malakka. Tevens hadden zij invloed aan het hof van Bantam, op Java. In de 16de eeuw was Bantam de belangrijkste handelsstad van Zuidoost-Azië, onder meer door de gunstige ligging als handelsknooppunt aan Straat van Soenda, daar waar kortgeleden het vulkaankind van de Krakatau ontplofte om een tsunami teweeg te brengen aan de westkust van Java en de zuidkust van Sumatra.

Aan het eind van de 16de eeuw, toen … toen pas kwamen de Hollanders. Die “verkenden” wat de Portugezen al kenden. Ze hadden, het was bijna een eeuw na de exploraties van de Portugezen, modernere schepen maar eenzelfde “honger” die eerder de Portugezen de oceanen opgestuurd had. Eerst ontnamen ze van Portugal een aantal van de kolonies aan de westkust van Afrika, zoals São Jorge de Mina, daarna tal van hun bezittingen in het Verre Oosten. De Molukken volgden, Mozambique en Macau. Ceylon (Sri Lanka) werd in 1609 Hollands bezit. De Japanse handelspost en bijna al hun bezittingen in Brazilië gingen van Portugese in Hollandse handen over evenals Senegal, São Tomé en Angola. Pas in 1661 kwam er een een eind aan de rooftocht der Hollanders. De vrede luidde een verdeling van “de buit” in die in grote lijnen eeuwenlang gehandhaafd zou blijven. Tot de Hollandse buit hoorde Oost-Indië, dat stukje wereld dat wij onze “gordel van smaragd” gingen noemen, het land van “de stille kracht.”

Oost-Oost

Enkel Oost-Timor bleef in Portugese handen. Die waren daar in 1520 neergestreken voor de slaven, sandelhout, honing en was en hielden hun ietwat verwaarloosde handelspost amechtig in stand, vanaf 1661 in vrede met Nederland en na de Tweede Wereldoorlog in een chagrijnig, vreedzame relatie met Indonesië. Na de Anjerrevolutie in Portugal werd, in 1975, de onafhankelijkheid uitgeroepen; negen dagen later vielen Indonesische troepen Oost-Timor binnen en begon de vrijheidsstrijd van Fretilim die tot 1999 duurde. Nu is Oost-Timor, Timor-Leste, dat betekent Oost-Oost, lid van de gemeenschap van Portugeessprekende landen, al spreekt in de zelfstandige republiek bijna niemand nog Portugees. Wel is het katholicisme er diep geworteld.

Oudst bekende nautische kaart uit Portugal.
De oudste bekende nautische kaart uit Portugal. Foto Wikimedia Commons

In mijn oude Haagse woonwijk, het Bezuidenhout, getuigden veel straatnamen van de grootsheid van onze vaderlandse wereldontdekkers. Alting, Reiniersz, De Pahud, Maetsuycker, De Silles, De Houtman, De Moucheron, Camphuys en vele anderen. Een naam die ik nooit tegenkwam was die van Willem Lodewycksz, al is het mogelijk dat zijn naam een straat sierde die ik nooit te zien kreeg omdat die in de Tweede Wereldoorlog per ongeluk door Britse bommen werd weggevaagd. Toch was Lodewycksz een belangrijk mede-ontdekker, die bijdroeg tot wat later door Simon Schama in zijn prachtige relaas over onze Gouden Eeuw als “the embarrassment of riches” zou worden beschreven.

Portugaloysers

Lodewycksz nam deel aan de eerste explorerende zeereis “naar den Oost” en deed daarvan verslag in zijn ‘Historie van Indien’ dat verscheen in 1598. Hij was op 1 april 1595, in gezelschap van drie andere scheepjes, aan boord van de ‘Amsterdam’ vertrokken vanaf Texel, met als gezagvoerders van de expeditie De Houtman en Van Beuningen, de laatste een naam die onze vaderlandse handelsvaart nog lang zou begeleiden. Cornelis de Houtman was kapitein namens de Compagnie van Verre, die later met andere handelsverenigingen zou fuseren tot de Verenigde Oostindische Compagnie. Van Beuningen vertegenwoordigde de belangen van de regering van onze Zeven Provinciën, de noordelijke Nederlanden dus (daarom heb ik het in dit artikel alsmaar over “Hollanders”).

Het doel van de Compagnie van Verre was vreedzame specerijhandel; van kaapvaart of expansie was geen sprake, de Compagnie wilde “geen eenmalig wild avontuur met als doel een zo goedkoop mogelijke lading peper, maar een stevige basis in de Oost die op den duur grote winsten zou moeten opleveren.” Hiertoe trof men slimme voorbereidingen. Er werd zoveel mogelijk informatie over Indië verzameld. Sommige Nederlanders, en andere Europeanen die eerder in Portugese dienst naar Oost-Azië hadden gevaren, hadden hun ervaringen en kennis op papier gezet. Voorbeelden zijn Hendrik Jolinck van Zutphen, Dirk Gerritz Plomp en Jan Huygen van Linschoten met zijn ‘Itenario’ en zijn ‘Reys-Gheschrift van de navigatien der Portugaloysers’. In het ‘Itenario’ wees Van Linschoten de Indische Archipel aan als plaats waar de Portugezen nog slechts weinig invloed hadden, waar veel specerijen geproduceerd werden en waar de Hollanders dus konden proberen de specerijhandel te beheersen.

Van Verre

Verder kocht de Compagnie van Verre via geograaf Plancius en uitgever Claesz vijfentwintig geheime, gedetailleerde Portugese zeekaarten aan. Een derde bron van informatie vormden de bevindingen van Cornelis de Houtman. De Houtman verbleef namelijk van 1592 tot 1594 als geheim afgezant van de Compagnie in Lissabon, deed zich voor als een van de vele buitenlandse handelaren en moest intussen zoveel mogelijk te weten zien te komen over de Aziatische handel en de rol van de Portugezen daarin. Uit alle verkregen informatie stelde de Compagnie van Verre vervolgens, met hulp van Plancius, een reisroute op. De eerste vloot moest koers zetten naar de Zuidoost-Aziatische archipel, waar West-Java en in het bijzonder Bantam moesten worden aangedaan en daarna de Molukken. Wordt mijn betoog duidelijk? De Hollanders verwierven hun latere trots en grote welvaart “over de rug” van de Portugezen. Die hadden het, begrijpelijkerwijs, niet zo op de Hollanders.

Kaart van de westkust van Afrika uit de 16e eeuw.
Kaart van de westkust van Afrika met een factorij, “A mina”, 16e eeuw. Foto Wikimedia Commons

Na een zware reis rond Kaap de Goede Hoop, tijdens welke veel doden te betreuren vielen, bereikte de vaderlandse vloot op 26 juni 1596 Bantam, meer dan een jaar na het vertrek van Texel. Al snel werd met de inlandse “gouverneur” van Bantam een handelscontract getekend. Problemen met de wisselkoers en negatieve praat over de Hollanders van de daar al enige tijd aanwezige Portugezen die hun handelsmonopolie niet wilden verliezen, leidde in augustus 1596 tot de gevangenneming door de inlanders van De Houtman en andere Hollanders, inclusief Lodewycksz. Wat heen en weer geschiet hielp niets oplossen. Uiteindelijk wist De Houtman tegen betaling van een losgeld alle gevangenen vrij te krijgen. Enkele weken van ongestoorde handel volgden; toen de Portugezen evenwel de gouverneur opnieuw tegen zijn mensen wisten op te zetten, besloot De Houtman uit Bantam te vertrekken. De Hollanders kwamen er, zoals we weten, later terug, om “nooit meer” weg te gaan. Dat liep anders af, maar daar heb ik het nu niet over.

4.000 realen

Later werd bekend dat de beschrijving van Lodewycksz van de noordkust van Java waarschijnlijk geheel ontleend is aan geschriften van de Portugese zeevaarder Pedro de Tayde. De Tayde was een van de weinige Portugese vrienden van de Hollanders in Bantam. Hij was Lodewycksz ook behulpzaam bij het tekenen van een gedetailleerde kaart van de hele Zuidoost-Aziatische archipel. De Tayde moest zijn hulp echter met zijn leven bekopen; hij werd erom door zijn landgenoten omgebracht. “Ze hebben hem met hun zestienen tijdens zijn middagslaap overvallen en in zijn bed vermoord, zonder dat ze daar later voor gestraft zijn.” Andere Portugezen waarschuwden de Hollanders dat ze vooral “moesten oppassen voor de Javanen.” Maar de gouverneur van Bantam verzekerde hen weer dat ze juist de Portugezen niet moesten vertrouwen; die “zouden ons willen misleiden, en waren zo dubbelhartig dat men nooit wist of ze iets wel of niet meenden. En juist die hadden ons verteld dat wij niets te vrezen hadden omdat de haven vrij was voor alle handelaars. Ze beloofden ons dat we alle specerijen als eersten konden krijgen.” Kun je nagaan … wat een geboefte …

Enfin, het gedonder in de glazen hield niet op. Het bracht meer Hollanders in de Bantamse gevangenis. Een hunner schreef later: “De Portugezen bleven bezig; ze vroegen de gouverneur van Bantam iedere dag of ze ons konden kopen als slaven en boden wel 4.000 realen van achten per persoon, maar de Heer heeft ons daarvoor bewaard.” De Hollandse wraak was zoet. Portugal raakte heel wat kolonies aan onze voorouders kwijt. Ook al belandden sommige daarvan uiteindelijk terug in Portugese handen, de Hollanders hadden hun entree in de wereldhandel voor elkaar gekregen. Natuurlijk was hun inventiviteit in de scheepsbouw daaraan debet, en hun eigen handelsgeest, plus het vermogen nieuwe financiële stelsels te bedenken die hielpen bij het openbreken van de wereldhandel en die nog vandaag de dag de kern van het kapitalistisch systeem vormen, maar het waren de Portugezen die ons Hollanders in velerlei opzicht de weg wezen en een opstapje verschaften naar wat onze welvaartsstaat zou worden.

Doezelend

Ik moest daaraan denken toen ik langzaam, bijna doezelend, terugreed naar Tomar na in het nabijgelegen dorpje São Pedro, in restaurant Alvora, met andere Hollanders een copieus maal te hebben genuttigd. Vier gangen plus koffie inclusief alle huiswijn die we maar wilden drinken, voor zeven (7!) euro per persoon. Aan mijn mousse au chocolat kwam de lieflijke serveerster zelfs nog een scheut port toevoegen. En dan zijn er nog expats die bezweren dat wij Hollanders “die Portugezen” vooral geen royale fooi moeten geven, “want dan verzieken we de markt.” Nou, nadat onze natie de halve wereldmarkt van hún natie had verziekt, vind ik dat in 2019 een mooie fooi aan het bedienend Portugees personeel heus op z’n plaats is.

Voor delen van bovenstaande tekst leunde ik sterk op de scriptie van Marleen Souverein, die aan de Universiteit van Utrecht afstudeerde op ‘De ander in de Historie van Indien’. Zij bestudeerde hoe in reisverslagen van lang geleden “de ander,” de nieuw-ontdekte bewoner van elders in de wereld, door onze westerse voorvaderen werd beschreven. Daar lusten af en toe de honden geen brood van, maar ook dat is “another story.”

2 Replies to “Ons Portugees ‘opstapje’”

  1. Bedankt Ton Haak voor deze boeiende uiteenzetting. Ik heb het verhaal doorgezonden naar mijn zoon, Rowan Koster. Hij heeft in Nederland een wandelreisbureau met reizen naar heel veel Europese landen en dagwandelingen in Nederland, Duitsland en België. Volgende week komt hij met zijn gasten naar Tavira. Hij vertelt de mensen over de natuur, heeft natuurkunde gestudeerd en archeologie. Hij is ook geïnteresseerd in geschiedenis, dus kan hij belangrijke gebeurtenissen van Portugal aan zijn gasten overbrengen. Groeten Yvonne Koster.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *