Lissabon is booming zoals dat heet. Toeristen komen en masse op de stad af. Lissabon is het tweede Berlijn geworden. De sfeer van vrijheid is blijkbaar ook hier te vinden. Was eerst alleen de Algarve een plek die grotendeels moet leven van de inkomsten van het toerisme, onderwijl is Lissabon op weg zich ook afhankelijk te maken van dit soort inkomsten.

En al zijn er stadsgidsen die Het Toerisme Haten, ook deze groep pikt een graantje mee van de bestedingen van de bezoekers van de stad. In wezen blaast Lissabon gewoon zijn toontje mee in het rijtje van Europese steden die overstroomd worden met toeristen uit alle windstreken. Zoals daar zijn Rome, Parijs, Praag, Berlijn en natuurlijk ons Amsterdam met stip bovenaan.

Daar, in Amsterdam spreek ik met Jule Hinrichs naar aanleiding van zijn laatste boek De witte stad, het verhaal van Lissabon. Een (terechte, vind ik) jubelende recensie over dit boek van de hand van Ton Haak verscheen al eerder op Portugal Portal. Tot groot genoegen van Jule, die bovendien van zijn uitgever heeft begrepen dat het boek redelijk vlotjes verkoopt. Met dit ‘goede nieuws’ begon ons gesprek in Dauphine, een ruim bemeten café-restaurant, dat op maandagmorgen om 11.00 vol bezet was door mensen die elkaar veel te vertellen hadden, getuige het hoge geluidsvolume.

Foto Jule Hinrichs

Je schrijft: Lissabon verdient zo’n boek. Hoezo?

JH: Er was nog geen boek over de geschiedenis van Lissabon in het Nederlands. De stad verdient zo’n boek om ten minste drie redenen. Vanwege de prachtige stad die het is. Maar ook vanwege twee zeer bijzonder perioden in de geschiedenis, die in Nederland meer bekendheid verdienen. Dat is de allesverwoestende aardbeving van 1755 en de rol in de Tweede Wereldoorlog als neutrale stad, waaruit veel vluchtelingen voor het nazi-geweld konden wegkomen.

Wat ik mis, zijn een bibliografie en een register in je boek.

JH: Ik ben er van meet af aan van uitgegaan dat ik geen ‘zwaar’ boek ging schrijven. Geen wetenschappelijk werk. Met voetnoten bijvoorbeeld, die achterin kunnen worden opgezocht. Je begint te lezen en je leest het boek zonder onderbrekingen uit. Ik ben het trouwens niet eens met je als je zegt dat er geen bibliografie in staat. Achterin het boek heb ik een verantwoording toegevoegd waarin ik mijn bronnen vermeld. Het register: ja, er is wat voor te zeggen.

Hier spreekt, zo beleef ik het, de journalist, die zijn verhalen schrijft als grote of kleine kunstwerken. En zoals de kunstschilder er geen boodschap aan heeft om bij zijn schilderijen te vermelden welk merk verf of penseel hij gebruikte, zo staat ook het geschreven journalistieke kunstwerk helemaal op zichzelf.

Kun je iets vertellen over het ontstaan van het boek?

JH: Zo’n zes of zeven jaar geleden ontstond het idee bij mij. Maar toen kwam de Griekse schuldencrisis in het nieuws en heb ik daar een boek over geschreven. Vervolgens klopte het boek over Lissabon weer bij mij aan. De start was dat ik mij  ging verdiepen in die twee belangrijke episoden: de aardbeving in 1755 en de Tweede Wereldoorlog. Enerzijds omdat ik hierover weinig vond in Nederlandse boeken, anderzijds uit bewondering voor de mannen die Lissabon door deze ellendige tijden hebben heen geholpen. Beiden weliswaar geen lieverdjes; het waren hardvochtige heersers over leven en dood van hun onderdanen. Ik heb het over Pombal en Salazar. Het is misschien niet politiek correct om ze op het schild te hijsen. Maar hun prestaties (de wederopbouw van de stad en het handhaven van de neutraliteit) liegen er niet om en kun je gerust met bewondering aanzien.

Nadat ik hierover genoeg stof had verzameld, heb ik het boek verder opgevuld. Met de oudste geschiedenis, de spectaculaire ontdekkingsreizen, de voortdurende strijd met de Spanjaarden en met veel koningen en een enkele koningin.

Waar komt jouw fascinatie voor Lissabon vandaan? Slauerhoff vond het maar een slome en slaperige stad, toen hij erover dacht ergens aan wal te gaan wonen.

JH: Zoiets bouw je op, misschien wel onbewust in het begin. Na mijn eerste kennismaking met de stad in 1980, gewoon als toerist, voelde ik het sterke verlangen er nog een keer naartoe te gaan. De volgende keren was het prettig te herhalen wat ik de eerste keer had gedaan. Die herkenning werkt dan geruststellend en verslavend. Dus bleef ik terugkomen. En ook nu nog zijn er een paar punten in de stad die niet veranderen en die ik nooit oversla als ik de stad bezoek. Bijvoorbeeld de Ginjinha-bar, direct om de hoek bij het Rossío en het Miradouro de Alcântara. Ik beschrijf dit ook in het boek. Eigenlijk hoort Belém daar nu ook bij. Dat is een zeer onderhoudende plek geworden met het Jeronimosklooster, het Ajudapaleis, de Torre de Belém en die musea. Zoals het nieuwe museum voor techniek langs de Taag, dat is heel mooi geworden. Ik heb ook echt bewondering voor een stadsbestuur dat zoiets voor elkaar heeft gekregen.

Lissabon. Foto Pixabay

Als ik vraag naar zijn omzwervingen door de stad vertelt hij met vaart de volgende anekdote.

‘In het boek van Saramago: het beleg van Lissabon, komt in de wijk Mouraria een melkbar voor. Je kunt er zo naartoe lopen want Saramago beschrijft de route ernaartoe aan de hand van bestaande straten en stegen. Ik volgde die route, vastbesloten die melkbar te vinden. Maar hoe ik ook zocht, ik vond hem niet. Ik denk dat die bar door Saramago verzonnen is en kan hartelijk om mijzelf lachen, omdat ik daar ben ingetrapt’.

Denk je dat de aantrekkingskracht van Lissabon ook is gelegen in het feit dat de bezoeker er zoveel vriendelijke mensen ontmoet?

JH: Ik denk dat die vriendelijkheid een eigenschap is van alle Zuid-Europeanen. Ik ken Rome en Athene en heb daar evengoed veel vriendelijkheid en dienstvaardigheid ontmoet. Lissabon is daar geen uitzondering op. Wat ik wel reken tot de aantrekkingskracht van de stad is het heuvelachtige terrein, waardoor je op veel plekken van schitterende uitzichten kunt genieten. Plus het ontbreken van echte hoogbouw, die het zicht belemmert. Als we voor het gemak het hotel Mundial (een wanprestatie van de Estado Novo) even buiten beschouwing laten.

Het boek eindigt positief. Door de macht van het geld worden restauraties aan gebouwen zo uitgevoerd dat oude façades gehandhaafd blijven. Waardoor het karakter van de stad bewaard blijft.

JH: Inderdaad, want het is heel fijn dat buitenlanders, want dat zijn meestal de investeerders waarover het hier gaat, oog hebben voor het unieke van de stad. Hoewel je niet moet vergeten dat het nodige toch nog verkeerd gaat. De sloop van het illustere hotel Bragança is een enorme stommiteit. En een paar typisch Lissabonse winkels zijn inmiddels ook verdwenen. Gelukkig is er nu een stichting die wil voorkomen dat er nog meer van dergelijke winkels verdwijnen.

Wat ook niet bijdraagt aan een gezond stadsleven, is de ontvolking van de binnenstad. Iets wat in meer grote steden speelt. In Lissabon zijn het de Chinezen, de Russen of mensen uit het Midden-Oosten, die appartementen en woningen opkopen om zich zo een plek te veroveren in Europa en op de Europese markt. Dit soort eigenaren van woningen komt zelden in hun woning, waardoor die meestal leegstaat. Of online verhuurd wordt via een wereldwijde organisatie. Aan toeristen die maar blijven komen.

Tot slot: Je schrijft over de witte stad. Maar ik heb geschreven op Portugal Portal dat een dergelijke kwalificatie niet klopt: Lissabon is niet wit.

JH: Voor mij is dit niet echt een dispuut. Feitelijk kan een stad niet wit zijn. Feit is wel dat er veel lichtgekleurde gebouwen staan en er na verloop van tijd, bewust licht, wit, is gebouwd. Die benaming is er nu eenmaal en ik vind hem redelijk ter zake.

Jule Hinrichs schrijft sinds 2019 voor Portugal Portal. Hier vind je alle columns van Jule Hinrichs.

2 Replies to “Lissabon nu en toen”

    1. Ha Ton, inderdaad. ik heb de klantenservice medewerkers van bolcom (zit in Lissabon met 250 man) ook al warm gemaakt voor dit boek. (waardoor ik over hen ook weer wat kan publiceren!)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *