Op 27 en 28 maart 1901 meerden twee stoomschepen, respectievelijk de ‘Benquella’ en de ‘Zaïre’, af in Lissabon, aan de kade van Alcântara. Aan boord waren honderden Boeren: vrouwen, mannen en kinderen uit Zuid-Afrika die, al waren ze niet allemaal krijgsgevangenen, door de Britse heersers “gedeporteerd” werden naar Portugal.

Deze Boeren waren, zoals de meeste landgenoten die in de naar onafhankelijkheid strevende Zuid-Afrikaanse staten hun vrijheid bevochten tegen de Engelse koloniale troepen, van Nederlandse afkomst, of hun voorouders nu eeuwen geleden of pas na 1850 in Afrika aan land gingen. Onder hen waren Christiaan de Wet, Maria Magdalena Pelser, Jan Harm Wessel, Stefanus Pienaar en ook de Boerengeneraal Filips Pienaar, alsmede ene Cornelis Homan wiens naam ook wel eens als Houman werd gespeld.

De Boeren werden door de Portugezen, zeer tegen de zin van de Britten die doorgaans “Kill the Boers!” schreeuwden, met gejuich ontvangen: “Viva os Boers!” Ze hadden de sympathie van de Portugezen helemaal aan hun kant; toen ze een jaar later naar Zuid-Afrika mochten terugkeren, werden ze even hartelijk uitgeleide gedaan.

Allesverloren

Een twintigtal van de ruim 2.000 Afrikaners die tijdens de Anglo-Boerenoorlog naar Portugal werden verscheept bleef achter, op de Engelse Begraafplaats in Lissabon. Ook Cornelis Homan ligt daar begraven: “Daar is net ’n verweerde graf met sy naam op in die vreemde.”

Homan was een bijzonder mens. Hij is in het Afrikaans-Nederlandse dialect, “in die pragtigste Afrikaans,” als volgt beschreven: “Een lewensvreemdeling, sou mens hom kon noem. Sy pad was nie onbesproke nie, nog minder met vreugde besaai. Tog het hy die goeie wil in hom omgedra.” Een doetje, lijkt hij wel, iemand die in mijn Haagse tijd wel “een halve zool” werd genoemd, wiens leven door kommer en kwel werd bestierd in plaats van door hemzelf.

Homans grootouders bouwden hun familieboerderij op in Allesverloren (ook al geen naam om vrolijk van te worden). Er waren te veel zoons, derhalve moest Homans vader in dienst bij Bert Benade gaan werken. Cornelis zelf zocht zijn heil eerst in Nuwe Nineve en later in de krottenwijken van Johannesburg, trouwde daar en kreeg drie dochtertjes. Bij het uitbreken van de Anglo-Boerenoorlog in 1899 ging Homan onder de wapenen en “in die veld voel hy na jare weer vry … Wanneer hy bevorder word tot kommandant Mostert se adjudant, voel hy dat hy besig is om iets te bereik, om iemand te word.”

In Abrantes

Het noodlot liet hem echter niet met rust. Hij werd in de buurt van de grens met Mozambique door de Britten gevangen genomen en eerst in Lourenço Marques en daarna in Lissabon aan de Portugezen overgedragen (de Britten hadden gevangenkampen overal in Afrika, op eilanden in de Atlantische Oceaan en in Portugal omdat dit land zo’n beetje een Britse kolonie was in die tijd). De Boeren werden in Portugal over zes plaatsen verspreid in forten of kloosters ondergebracht, waar ze van de Portugezen veel vrijheid kregen en royaal hulp ontvingen: in Caldas da Rainha, Peniche, Tomar, Alcobaça, Oeiras en in Abrantes, waar ook Homan terechtkwam. Daar probeerde hij “geluk vind binne syn nieuwe ruimte, sien die eeue oue mooi van die dorpje raak, leer ’n welgestelde Portugese gesin ken.”

Nadat hij, na het eind van de oorlog, even in Zuid-Afrika was terug geweest om te ontdekken dat zijn vrouw daar de prostitutie in was gegaan (scheiding volgde) keerde Homan terug naar Abrantes. De welgestelde Portugese familie gebruikte hem om de eer van hun (door een “onbekende” plaatsgenoot) zwanger geraakte dochter en daarmee de sociale status van de familie te redden en hij huwde deze Annita de Araujo: “Daar is geen ander uitkoms nie, want dinge gebeur soos hulle moet, teen alle wil en beplanning in.” Het drama wordt vervolgd, nog pagina’s lang.

Viva os Boers!

Het aangrijpende levensverhaal van Cornelis Homan is geboekstaafd door de bekende Zuid-Afrikaanse schrijfster Margaret Bakkes. Het boek heeft als titel: ‘Fado vir ’n vreemdeling’ en de toonzetting van het drama is “plek-plek pragtig poëties.” Het boek is een historische roman die het wel en wee van de gewone Boer, en nu eens een keer niet van een generaal of beroemde guerillastrijder, verkent.

Boekcover, bol.com

Het is solide gebaseerd op werkelijke feiten, dat kan ook niet anders want Bakkes heeft nauw samengewerkt met de leidinggevende Zuid-Afrikaanse historicus, “die navorser” Ockert Jacobus Olivier oftewel ‘Cobus’ Ferreira, nu emeritus hoogleraar in Pretoria. Hij is een 8ste generatie Zuid-Afrikaan van Portugese afkomst, wiens voorouders ooit uit Caldas da Rainha kwamen. Ferreira onderzocht en beschreef bijna alles dat met de Anglo-Boerenoorlog te maken heeft. Maar liefst 19 van zijn boeken en 40 van zijn wetenschappelijke artikelen zijn aan dat ene aspect van zijn hoofdonderwerp gewijd en dat is de relatie tussen Portugal en Zuid-Afrika.

Zijn meest vermaarde werk is: ‘Viva os Boers! Boeregeïnterneerdes in Portugal tydens die Anglo-Boereoorlog 1899-1902’. Maar hij schreef ook over de stranding van Hollandse en Portugese schepen voor de kust van Kaapstad rond 1552; over Vasco da Gama toen die de Kaap rondde; over Serpa Pinto die tussen de Boeren en de Britten door moest manoeuvreren; en in ‘Sagres & Suiderkruis’ over 500 jaar raakpunten tussen Zuid-Afrika en Portugal.  Bij hem hoeft niemand aan te komen met opmerkingen over “feitefoute” of “alternatiewe voorstellings” – zijn waarheden zijn nergens verbogen.

“Vrouwefiksie”

Margaret Bakkes weet goed gebruik van de kennis van Ferreira te maken. ‘Fado’ is haar laatste roman in een lange reeks van met de Zuid-Afrikaanse geschiedenis vervlochten vertellingen (zij overleed in 2016 op hoge leeftijd). In de annalen van de Afrikaanse literatuur wordt haar werk bij “vrouwefiksie” ondergebracht, een term die mij denigrerend aandoet; maar de Zuid-Afrikaanse is een andere cultuur dan de mijne. Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik het Afrikaans wel “leuk” en “lekker boertig” vind.

Aan de verhalen van Bakkes is niets boertigs. Zij gaat diep op het dagelijks leven van de gewone Boer in en brengt dat op enerverende wijze tot leven. Ze was getrouwd met een historicus en kreeg vier kinderen, waarvan er twee ook schrijver werden (“die volg in hulle moeder se voetspore en publiseer elkeen verskeie boeke”); ze was een nicht van de Zuid-Afrikaanse auteur Hennie Aucamp. Over ‘Fado’ is gezegd dat je naar de fado van Amalia Rodrigues moet luisteren “en jy verstaan die ondertoon van die roman wat soos ’n troue hond in die spoor van die hoofdkarakter loop: noodlotsmusiek van nostalgie en verlore liefde en bitterheid, gedra deur die eiesoortige sober styl van Afrikaans se grande dame, met begeleiding wat soms rou, soms rag soos ’n fluistering, soms hartverskeurend droef op die oor val.” Mooi gezegd, toch?

Waarachtig tijdsbeeld

De geschiedenis van Homan is voor mij vooral interessant omdat Bakkes er inderdaad in slaagt een tijdsbeeld te schetsen, niet alleen van de toenmalige situatie in Zuid-Afrika, de strijd tussen de oud-Hollanders en de Engelsen en de invoering van concentratiekampen waar zovele Boeren omkwamen; zij voert de lezer binnen in de Zuid-Afrikaanse cultuur én in de Portugese cultuur van die jaren aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Er zijn scherpe contrasten. Er zijn verrassende overeenkomsten.  En het getekende beeld van “dagelijkse” menselijkheden en onmenselijkheden is, zo blijkt maar weer eens, van alle tijden. De omstandigheden, ingeslopen gewoonten, hierarchieën, conventies, kleinburgerlijkheden, religiositeit en waanideeën van de bevolking van dat gewone dorp Abrantes aan de Rio Tejo in Centraal-Portugal, nu een flinke stad, komen waarachtig over. Tegelijk wordt een scherp beeld geschetst van de benauwde positie van de vrouw in beide samenlevingen.

Dat Homans Portugese echtgenote te jong aan kanker overlijdt, wordt de nekslag in zijn leven. Zijn halfaristocratische schoonouders “hoeven hem niet meer” en aan zijn lot overgelaten probeert hij, vergeefs, terug te keren naar Zuid-Afrika; omdat zijn burgerschapspapieren zoek zijn, krijgt hij die kans niet. Hij sterft eenzaam en verlaten en, hoe tekenend voor Homans pechleven, zoiets als zes dagen voordat hem de terugkeer wél wordt toegestaan. Homan eindigt zoals gezegd in “net ’n verweerde graf met sy naam op in die vreemde,” in Lissabon, op de Engelse Begraafplaats waarover ik eerder in Portugal Portal schreef.

Goed te lezen

Margaret Bakkes schreef altijd in het Afrikaans; ze was net als Ferreira trots op die taal en streefde met hem naar het behoud ervan en naar taalzuiverheid. Haar ‘Fado’ “is geskryf in ’n ouwêreldse, soms gelade taal” die niet gemakkelijk leest, al vergaat het de Hollandse lezer na een paar hoofdstukken bijna als vanzelf – ik althans begon in gedachten hardop mee te lezen en struikelde steeds minder vaak. ‘Fado vir ‘n vreemdeling’ wordt uitgegeven door LAPA Uitgewers en op books.google.pt/books staat een preview van twee hoofdstukken. Te koop bij Bol.com:

One Reply to “Fado voor een vreemdeling”

  1. Weer een prachtig artikel. Dank je wel. Fascinerende geschiedenis, ik ga haar boeken opzoeken, inderdaad, als je een taal hardop leest lukt het vaak beter om het te begrijpen. Dat had ik laatst ook met het woord vanila in het portugees

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *