Elk jaar hetzelfde ritueel: zodra de torens van de kerk bij het klooster van Alcobaça opdoemen, begint mijn vader over Pedro en Inês de Castro. Ik kan me nog goed de witte Renault 16 herinneren waarmee we begin jaren zeventig in vier lange dagen de weg van Nederland naar de Costa de Prata afleggen. Het is vaste prik: vanaf de grens bij Vilar Formosa is mijn Portugese vader niet meer te houden. Hij wil naar huis, naar de familieboerderij die hij in Nederland zo hevig heeft moeten missen.

Eindeloos duurt de kronkelige, smalle route door de bergen bij Guarda naar de iets betere en bredere wegen aan de kust. Vaardig leidt hij ons, zijn Nederlandse vrouw en twee kleine meisjes, naar zijn roots. Vol ontzag kijk ik urenlang uit het raam en bid om niet ook te eindigen zoals de bussen en auto’s die we beneden in de ravijnen zien liggen. Het helpt niet echt dat mijn vader ons op elk voertuig, meestal zonder ruiten en ondersteboven, in het dal wijst.

Pas in de buurt van Batalha lijkt het grote gevaar geweken en zodra de torens van Alcobaça in het zicht komen en mijn vader vraagt of we willen dat hij het verhaal van Pedro en Inês de Castro nog een keer vertelt, weet ik: we hebben de reis weer overleefd.

Hoe zat het ook alweer met Pedro en Inês de Castro?

Natuurlijk, je kunt in geschiedenisboekjes opzoeken hoe het Pedro en Inês is vergaan. Een korte samenvatting vind je in elke Capitoolreisgids. Maar nog voordat ik kon lezen, ben ik via de orale overlevering betoverd geraakt door dit bijzondere liefdesverhaal. Rijdend langs het klooster in Alcobaça – vroeger heeft de weg altijd dwars door de stad geleid – voelde mijn vader de onbedwingbare neiging te vertellen over Pedro en de Spaanse Inês de Castro. Elk jaar weer. Ik hoor hem nu weer:

“Lang geleden was er eens een koningszoon die met een Spaanse prinses moest trouwen. Toen zij aankwam, zag hij een prachtige vrouw. Ze had lange blonde haren en liep voorop. Pedro was meteen verliefd. Maar wat bleek: het was niet de prinses met wie hij moest trouwen, nee, het was een van haar hofdames.

Hij wilde Inês, want zo heette de hofdame en niet prinses Constança. Maar ja, hij was een koningszoon en had niets te willen, dus hij trouwde met Constança. Maar Inês kon hij niet uit zijn gedachten krijgen en hoewel hij getrouwd was met Constança, was hij altijd bij Inês. Constança vond dat niet leuk en werd steeds bleker. Vooral toen Pedro kinderen met Inês kreeg. Ook de vader van Pedro, de koning, vond het maar niets.

Pedro ging vaak jagen en toen Pedro een keer op pad was, is de koning naar het huis van Inês, in Coimbra, gegaan. Inês zag de koning komen en dacht ‘die wil me vermoorden’. Om dit te voorkomen liet ze haar kinderen als een schild voor zich uit lopen. Aan de koning en vader van Pedro zei ze alleen: “Dit is je bloed, dit zijn je kleinkinderen, wil je hun moeder doden?” De koning kon het niet verdragen en keerde naar huis terug zonder Inês iets aan te doen.

Maar de druk werd met de jaren groter. Er werd aan het hof gefluisterd dat de familie van Inês de macht wilde grijpen. Bovendien werd de familie van prinses Constança met de dag vervelender. Constança was ondertussen van verdriet overleden! Waarom werd er geen actie ondernomen? Hoe kon het dat de koning goedkeurde dat zijn zoon leefde met Inês de Castro, terwijl de prinses was weggekwijnd en door gebrek aan aandacht was overleden?

De Spanjaarden pikten dit niet en er kwam oorlog. Onder druk van de hofhouding besloot de koning om Inês toch te laten vermoorden. Hij betaalde drie mannen om de klus te klaren. Op een dag kwam Pedro terug  van een jachtpartij en zag Inês onthoofd liggen. Hij hoorde dat de drie moordenaars naar Spanje waren gevlucht. Pedro was kapot van verdriet. Maar wat vreemd: Pedro reageerde niet. Pedro deed niets en de koning besefte toen: hij wacht totdat ik dood ben.

En inderdaad: het eerste wat Pedro deed na het overlijden van zijn vader, de koning,  was Spanje om vrede vragen.  Hij had maar één eis: de uitlevering van de moordenaars van Inês. Een wist naar Frankrijk te vluchten, maar de andere twee werden in Portugal afgeleverd.”

Op dit punt van het verhaal zakte de stem van mijn vader altijd en fluisterde hij, om ons toch enigszins de gruwelijke details te besparen.

“Deze mannen hebben een hele nare dood gekregen, dat snappen jullie wel. Ze zijn eerst flink gemarteld. Daarna heeft Pedro uit hun nog levende lijven het hart laten snijden. Daar heeft hij zijn tanden in gezet en het uiteengescheurd.

Maar ja: hiermee had Pedro zijn lieve, mooie Inês niet terug. Nee, hij liet haar opgraven uit het graf in Coimbra. Natuurlijk zag ze er niet meer mooi uit. Ze was een lijk, al verteerd. Maar dat deerde Pedro niet. Hij plaatste Inês de kroon op het hoofd, kroonde haar tot koningin van Portugal en zei tegen iedereen die het wilde horen: “ Zij was mijn vrouw! Ik ben met haar getrouwd nadat Constança is overleden. Naast me staat een bisschop die dit kan bevestigen.” Pedro riep luid en duidelijk: “Zij is jullie koningin. Bewijs haar nu de eer, kus haar hand. NU!”

Pedro ging naast de troon staan waar hij Inês, of nou ja, wat er over was van Inês, op had gezet en zag er persoonlijk op toe dat de hele hofhouding de vieze, stinkende hand van Inês kuste. Na deze ceremonie liet hij haar van Coimbra naar Alcobaça brengen, waar hij ondertussen een enorme graftombe voor Inês had laten maken.

De reis van Coimbra naar Alcobaça duurde in de veertiende eeuw natuurlijk erg lang, want ze hadden geen witte auto, maar paarden. Het laatste stuk van de reis viel de duister in en werd het nacht.  Pedro liet de weg met fakkels verlichten, zodat ze niet in het donker hoefde te reizen en zo is Inês, net als jullie nu, over deze weg naar deze kerk gegaan en hier begraven.

Pedro zelf ligt er trouwens ook. Hij heeft in zijn testament geëist dat de beide graftomben met de voeten tegen elkaar zouden worden geplaatst, zodat hij op de Dag des Oordeels, als iedereen weer uit de dood wakker wordt, opnieuw tegenover Inês zou staan, net als vroeger toen ze nog leefden.”

Ik kan me nog goed herinneren hoe boos ik was toen ik voor het eerst in de kerk kwam. Pedro en Inês lagen helemaal niet tegenover elkaar. Nee, ze lagen heel ver uit elkaar. Wie had het in zijn hoofd gehaald om deze twee geliefden zó uit elkaar te halen.

Hoe mijn ouders me er ook op wezen dat hun voeten nog steeds richting elkaar lagen, het ging er bij mij niet in. Ze hoorden dicht bij elkaar, want nu liggen ze alle twee in een vleugel met een heel stuk kerk ertussen. Wat als ze een beetje kippig zijn? Zelf zou ik de afstand met mijn ogen nauwelijks kunnen overbruggen. Pedro wilde Inês toch meteen weer zien?

Ik weet dat mijn vader verzuchtte dat het ongetwijfeld een praktische reden had om de twee zo te plaatsen. Bovendien, nu hadden ze de enorme vleugel van de kerk voor zich alleen en konden wij er omheen lopen, als dat geen grote eer is, dan wist hij het niet meer.

Graftombe
Foto Esa Caldas

Pas later besefte ik hoe weinig het verhaal van mijn vader verschilt van wat er uiteindelijk in de geschiedenisboekjes is opgetekend. Bijzonder is dat het verhaal pas tientallen jaren later door Fernão Lopes is beschreven en dan nog niet eens uitvoerig. Vreemd. Tijdgenoten hebben het blijkbaar niet nodig geacht om het op te tekenen. Waarschijnlijk omdat het overspelige verhaal van deze twee geliefden niet strookte met de heersende opvattingen van de kerk. Fernão Lopes moet het dus van de orale overlevering hebben gehad toen hij opnam. Erg veel aandacht krijgt het verhaal niet, het is een passage in het oeuvre van Fernão Lopes. Het is dankzij mensen zoals mijn vader die eeuwenlang verhalen doorvertellen dat deze liefdesgeschiedenis generaties verder bereikt.

L’histoire se répète, zeggen de Fransen. Ik moet mezelf beheersen om dit verhaal niet tot vervelens toe aan anderen te vertellen. Vrienden en Nederlandse familie die ons al jaren in Portugal bezoeken roepen dagen van te voren zodra ze weten dat er een middagje Alcobaça op het programma staat “Hoe zat het ook alweer met Pedro en Inês de Castro?” Nou, zo dus!

Het klooster van Alcobaça
Foto Esa Caldas

Informatie over het klooster van Alcobaça

De graven in de kerk zijn (gratis) te bezichtigen. Voor een bezoek aan het klooster betaal je 6 euro. Gezinnen met vier leden en 65-plussers krijgen 50% korting. Het complex is van oktober tot maart dagelijks geopend van 9.00 uur tot 17.00 uur en van april tot en met september van 9.00 uur tot 19.00 uur. Op de website is de informatie ook in het Engels te verkrijgen.

waterspuwer
Foto Esa Caldas

Het klooster is alleen al vanwege de magnifieke betegelde keuken met enorme schouw een bezoek waard. Klim buiten via cirkelvormige trappetjes omhoog richting de tweede galerij, zodat je mooie foto’s kunt maken! Let vooral op de waterspuwers.

de magnifieke betegelde keuken met enorme schouw
Foto Esa Caldas

Pedro heeft het praalgraf van zijn geliefde Inês laten versieren met religieuze taferelen. Op zijn eigen graf heeft hij scènes uit het dagelijks leven met Inês laten beitelen. Je ziet er hoe ze schaken, hoe Inês de kinderen kust en hoe ze elkaar liefkozen.

Dat Pedro veel van Inês heeft gehouden moge duidelijk zijn. Het weerhield hem er echter niet van om tijdens het leven van Inês nog een kind (João) bij een andere dame (Teresa Lourenço) te verwekken. Na zijn dood werd Pedro opgevolgd door een zoon (Fernando) die hij met prinses Constança had gekregen. Maar na de dood van deze Fernando kwam zijn halfbroer, de bastaardzoon van Pedro, op de troon. João ging vervolgens de boeken in als koning João I, de eerste van de Avis-dynastie.

beschadigingen aan het graf van Inês de Castro
Foto Esa Caldas

Tijdens de Napoleontische oorlogen hebben Franse soldaten flink huisgehouden. Ze hebben in 1810 de graven onherstelbaar vernield door ze bruut open te breken. Het verhaal gaat dat het stoffelijk overschot van Inês uit de kist is gehaald. De postuum gekroonde koningin bleek nog steeds over blonde lokken te beschikken.

de graven van Pedro en Inês de Castro
Foto Esa Caldas

En niet vergeten: Alcobaça staat bekend om de vele banketbakkerslekkernijen. Tegenover het klooster heb je een pijpenla waarin de prijswinnende banketbakker Pastelaria Alcôa is gevestigd. In 2014 is hun pastel de nata bekroond tot de beste van Portugal. Dat de monniken van goed eten hielden blijkt uit de overgebleven receptuur. Elk jaar is er in november in Alcobaça een drukbezocht festijn voor lekkerbekken die van banketbakkersspecialiteiten houden. Google maar eens op ‘doces conventuais Alcobaça’ en er gaat een zoete wereld voor je open.

11 Replies to “Pedro en Inês de Castro”

  1. Prachtig verhaal. Als vriend heb ik de geschiedenis in Alcobaça door de schrijfster persoonlijk horen vertellen. Goed dat het nu is opgeschreven want ik was vele mooie details vergeten!

  2. Wat een geweldige hernieuwde kennismaking met dit gebied.
    Ik heb genoten en weer alles herkend van ons bezoek aan de kerk en het klooster.
    Het leeft weer. Bedankt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *